De volgende dag, donderdag, ben ik met de bus naar Efessus gegaan. Dat was prachtig. Een hele grote stad (200.000 inwoners) uit de Griekse en later Romeinse byzantijnse tijd. Het was vroeger een havenstad maar ligt nu midden in het land. De hele zeearm is door een rivier dicht geslipt. De stad is een prachtige ruïne met brede marmeren geplaveide straten, waarlangs vroeger schijnbaar lantaarnpalen of iets dergelijks gestaan moeten hebben. De stad is nog niet helemaal opgegraven. Hier en daar zijn ze nog aan het werk, o.a. in een vrij gaaf Romeins huis. Je mocht er niet komen. Niemand was er dus niets belette me over het prikkeldraad (waar ik natuurlijk een gat in m’n T-shirt gemaakt heb) te klimmen. Wat ik zag was zeer schoon. Marmeren betegelde vloeren en hier en daar ook de wanden. Vele muurschilderingen waarvan 1 erotisch was. Een heel stel kamers, die nog vrij gaaf waren. Op sommige plaatsen kon je 2 fresco’s over elkaar heen zien. De muur was dus vaker gedecoreerd. De stad had een prachtig groot theater, waarvan het toneel nog vrij gaaf was.
Toen ik terug liep naar de bushalte (5 km) kreeg ik een lift vaneen fietser. Vlak voordat we er waren kwam er een militair aan rennen, trok ons tot stilstand aan m’n pukkel en duwde mij van de fiets af. Wat hij zei weet ik niet maar het kwam er op neer, dat hij de lift wilde. Ik trok hem weer van de fiets af, maar het baatte niet veel. Ze reden verder. Ik was ‘s avonds nog mooi op tijd terug in Izmir om de bus naar Kayseri te halen. Kayseri is een stad 850 km van Izmir naar het oosten. Het ligt midden in Turkije. Turkije is groter dan ik had gedacht. Het was een verschrikkelijke bustocht. Lang koud en slapeloos. Een korte broek is hopeloos. Je kunt je benen nergens tegen aan leggen of het doet pijn. Hoe ik me ook draaide, krulde, ik kon geen slaapstandje vinden, zonder dat ik na 10 minuten pijn in mijn rug of zij kreeg. De tocht ging verder voor een heel groot gedeelte door een woestijnachtige vlakte met kudden schapen hier en daar.