Van Iskenderun ben ik met een minibus naar Antakija gegaan en van daar liftend tot vlak voor de grens. De laatste km moest ik lopen. Van de Turkse naar de Syrische grens had ik een lift (5 km). Aan de Syrische grens moest ik voor 5 Syrische ponden (fl. 5,50) een visum voor 14 dagen kopen. Vlak achter de grenspost ben ik weer gaan liften naar Haleb (55 km). Er kwamen alleen vrachtwagens af en toe langs, waarvan de meeste naar Damascus en daarna naar Jordanië gingen. De hemel was blauw, het was bloedheet. Ik stond in een grote kale rotsige vlakte met roodachtig zand tussen de witte stenen. Ik was omringd door kinderen. Van hen heb ik 4 waterijsjes gehad, die ik stuk voor stuk weigerde, maar moest aannemen. Ze spraken een beetje Engels, wat ze op school geleerd hebben. Na een uur ging ik met hen mee naar hun dorp zo’n 5 km verder. Onderweg kwam er een taxi langs, die me voor 1 pond = 65cent naar Halep (Halep = Turks, Alepe = Arabisch) bracht.

In Halep vond ik na een lange tijd zoeken iemand die Engels sprak en liet hem enkele belangrijke woorden voor me opschrijven in het Arabisch. Toen ik na een half uur lopen op het station aankwam bleek, dat er geen trein naar Beirut was. Al maanden niet. Ze staken of zoiets. Ik werd toen door een jongen daar naar het busstation gebracht en daarna door hem en iemand anders naar een hotel. Onderweg hebben we nog een drankje gedronken dat de smaak heeft van zoethout. Zoethout groeit hier. Het is de wortel van een plant. Bij de grens hebben kinderen daar er een voor mij uit de grond getrokken.

Bij de officiële gebouwen hier zitten mensen met een bloknoot op straat. Ze verkopen hun schrijverskunnen. Er zijn hier nog heel wat analfabeten (bij de oude mensen). Ik heb ook nog ‘s avonds in een kleermakereitje zakken in de zwart ribfluwelen broek laten maken. Met meisje die de broek aan mij gegeven had, had ze eruit gehaald. Tijdens het maken kreeg ik een andere, oude, broek aan. Jammer genoeg zijn de zakken veel te klein.