Mevrouw Jansen, mijn heren huisgenoten en andere vrienden en vriendinnen,
Nu is ongeveer de tijd aangekomen dat iedereen weer terug is in Delft. De kennismakingstijd is achter de rug. De verkiezingen in huis zijn ook geweest. Misschien zijn er wel weer wat eerstejaars bij gekomen. Kortom jullie hebben nu wel wat tijd over om een brief van mij door te lezen. Ik hoop dat de verhuizingen niet zo groot zijn geworden dat ik deze brief naar 13-14 onbekende gezichten schrijf. Maar ach, wat nog. Mevrouw Jansen zal er toch altijd wel zijn. Nietwaar Claar? (Nog alles goed met Henka? En Henk ook natuurlijk). Van mijn kant zit ik hier nu lang genoeg om ook het een en ander te vertellen te hebben.
Doelstelling
Eerst zal ik maar wat algemene dingen over het project vertellen. Het doel van het project is vanaf het begin van de planning (zo’n 2 jaar geleden) tot nu toe regelmatig veranderd. Tanzania heeft behoefte aan een mijnschool en vroeg aan Nederland om hulp. Aan Nederland omdat het land praktisch al zijn hulp uit Nederland of Zweden krijgt.
De projectleider heeft de mijnschool omgezet in een “On the job training”. Een gebied (Sekenke) werd uitgezocht en met de organisatie werd begonnen. Na een half jaar organiseren bleek dat Tanzania helemaal geen studenten of andere mensen had die deze training zouden kunnen volgen. Het doel werd toen het leveren van een laboratorium, auto’s en andere uitrusting en dan over Sekenke een zo goed mogelijk evaluatierapport schrijven zodat Tanzania op basis daarvan geld zou kunnen aanvragen bij de Wereldbank.
De eerste tijd dat we hier zaten, bleek dat ze alleen in het door ons meegebrachte materiaal geïnteresseerd waren. Was voordat alles hier was, de medewerking van de mensen van State Mining Cooperation nog optimaal, daarna kregen we het gevoel dat we beter konden vertrekken. De buit was binnen. Toen kwamen er, als zij een wonder, weer de oorspronkelijke doelstelling terug. We kregen maar liefst 12 counterparts. Een unicum als je weet dat van de tientallen projecten van Nederland, de VN, de Russen, Zweden, etc. Die allemaal onderwijs als doelstelling hebben, wij vrijwel het enige project zijn dat daaraan voldoet. De Ambassade en het ministerie van Ontwikkelingshulp zijn dan ook erg enthousiast. Wij van onze kant gebruiken het onderwijs als argument om onze eigen prestaties te camoufleren. Vooral in het begin viel zoveel tegen dat we nooit in staat zullen zijn een degelijk rapport op tafel te leggen. Wat we dan op tafel leggen is het aantal manuren dat we in dat onderwijs hebben gestoken. De tijd is gewoon tekort voor een degelijke evaluatie van de Sekenke goud voorkomen. Dat onderwijs houdt in een volledige cursus landmeten met een practicum van 6 maanden. Dat is de dagtaak van de counterparts. En daar houd ik me dus mee bezig. Na afloop van het werk werden er 3 maanden lang door allerlei leden van het project lezingen op hun vakgebied gegeven in de avonduren. Er is zelfs speciaal daarvoor een Prof, mijn afstudeer professor, uit Nederland voor 2 weken overgekomen.
Op het ogenblik is alles weer wat verandert wat die doelstellingen betreft. Nu willen we toch nog proberen een degelijk rapport op tafel te leggen. Onderhandelingen zijn daarom ook gaande om het project te verlengen na een overwintering van ongeveer 3 maanden.
Het Werk
In het gebied lopen verschillende goud houdende kwartsgangen. Deze zijn op verschillende plaatsen al gemijnd. Van een stuk hebben we de kaart van de ondergrondse mijn. Aan het oppervlak worden overal tranches van 2,5 m diep en 10 m lang gegraven om de loop van de reef te bepalen. Helaas is de reef maar al te vaak te diep, zodat we hem niet kunnen vinden. Van de kwarts reef worden dan monsters genomen om het goudgehalte te bepalen. Tot nu toe is er erg weinig goed winbare reef gevonden. Pas vorige week vonden we voor het eerst een stukje waar je in het kwarts echte goudflakes kon zien. Die plek is nu dan ook door jan en alleman geplunderd.
Samen met de 12 counterparts breng ik al deze tranches in kaart 1:1000 met alle zichtbare geologie erop. Daarnaast wordt er een 1:5000 kaart van het hele gebied gemaakt. De eerste 2 maanden was er daarvoor een ervaren landmeter mee gekomen om het basis net waarbinnen dan later alle details worden ingemeten. Hij heeft mijn landmeetkundige kennis toen ook zodanig uitgebreid dat ik de zaak nu verder kan uitbreiden en leiden.
Setting out the base network Rudy filling in the details Our counterparts learning the ropes of surveying Digging trenches to expose the veins Rock grinding Boudewijn opening the lab Openingday Coring to find the reef Prof. Velzeboer with our slucebox Locals use the same technique and then finally panning for gold!
Het Kamp
Er staan hier ongeveer 25 tenten (Iedereen heeft hier een eigen tent), 1 keuken, 1 werkplaats, 4 houten barakken (1 lab, 1 landmeet office, 1 klaslokaal annex geologen office, en 1 woonhuis voor de camp manager en zijn gezin). Op het ogenblik zijn we met 7 banken: 1 beroeps geoloog, een manager van een ingenieursbureau (DHV), en 5 mensen van de TH waarvan 2 studenten. Elke dag komen er ongeveer 100 arbeiders, soms van wel 20 km ver lopend naar het werk. Er wordt van 8 – 15:00 gewerkt en zaterdag van 8 – 13:00 uur. Er zijn geen lunchpauzes. Het gevolg is dat aan het eind van de dag de mensen zo hongerig zijn dat ze haast niet meer kunnen werken. Het water wordt uit een put in een droge rivier naar boven gepompt. Hopelijk is er water tot het einde van het project. We zitten nl. In het droge seizoen en elke dag zakt het waterpeil in de put. Het eten is hier uitstekend. Beter dan in de `Mens en ik eet er elke dag dan ook ontzettend veel van. Veel van het eten komt uit leger pakketten. Zodoende hebben we ook Douwe Egberts koffie (oplos), maar door mijn initiatief zijn we op Tanzaniaanse oploskoffie overgegaan die men hier ook lekkerder vindt.














Algemeen
De Nederlandse ontwikkelingshulp zeg dat datgene dat je hier doet ten goede moet komen aan de basis van de bevolking. Nou daar werken we hard aan. In Dar el Salaam werd in het begin al Fl. 10.000 door deze basis. Hier krijgen velen, als er weer iemand terug gaat naar Nederland, al zijn kleren. Ze lopen er dan ook in de grootste lompen bij. Op sociaal gebied doen we hier veel. Onze lonen zijn met Sch 14,50 (=Fl 5,-) per dag hoger dan andere plaatsen (hoewel wettelijk vastgesteld). De arbeiders hebben na 3 maanden dienst recht op vakantie dagen en een uitkering. En een maand salaris bij ontslag. Wij zijn de enige die dat doen. Zelfs de regering projecten ontslaan na 3 maand en al hun arbeiders om aan hun eigen wet te ontkomen. Van de andere kant kun je zeggen dat er weer een andere groep mensen de kans krijgt om wat te verdienen. De werkeloosheid in nl. heel hoog. In het begin stond het hier elke dag zwart van de mensen die om een baan kwamen vragen. Nu nog zitten er hele dagen mensen om het kamp wachtend op werk. Soms komen ze van 100 km ver. Ze kennen hier wel pensioenvoorzieningen maar geen WW. Ze konden het zich ook helemaal niet voorstellen toen ik zei dat je in Nederland geld kon krijgen door niets te doen. De bevolking is over het algemeen heel vriendelijk. Als je hier over de kale vlakte rijdt met overal hutten, dan wordt er regelmatig naar je gezwaaid. Ook de meisjes worden hier, hoe langer je er zit, steeds mooier. Erg preuts zijn ze niet. Regelmatig stopt er hier een bus en stappen verschillende dames voor onze counterparts uit. ’s Ochtends vertrekken ze weer. Helaas zijn de tenten erg gehorig en staan dicht bij elkaar. Het is hier nu winter dus ongeveer 30 graden en droog. De hele dag waait het verschrikkelijk hard, zodat je vaak s ‘nachts denkt dat je tent weg waait. Het landschap is absolute niet tropisch. We zitten op een klein heuveltjes van 20 m in een uitgestrekte kale vlakte. Er heerst overal malaria. In het kamp hebben toto nu toe alleen de counterparts het gehad of schenen het te hebben, want vaak zijn ze niet zo werklustig en willen uit het kamp weg. De ziekenhuizen zijn hier gratis, maar erg vaak hebben ze geen medicijnen. Die kun je dan ’s avonds bij dezelfde dokter kopen als hij zijn privépraktijk opent!
Als vakantie heb ik tot nu toe een tocht naar 2 wildparken mogen maken. Dat zijn dan ook eigenlijk de enige plaatsen waar je wild tegen komt. De tocht was geweldig alleen moesten we 600 km over een zeer slechte karrespoor rijden. Overigens zijn bijna alle wegen slecht. Nergens asfalt. Overal zie dan ook door gezakte vrachtwagens en bussen. Dit moet het lang ontzettend veel buitenlandse deviezen kosten.
Ik hoop dat iedereen het een en ander heeft kunnen lezen en begrijpen. Zo niet dan kom ik over zo’n 2-3 maanden wel uitleg geven.