Ik geniet nu van de eerste en laatste korte vacatie die Piet Hein ons geeft gegund. Op een bankje in de hotelkamer voor het raam met een prachtig uitzicht over de krater probeer ik wat impressies op te schrijven.

Donderdag zijn we: Paul, Boudewijn, Nazare, de chauffeur, en ik uit Sekenke vertrokken. De hele donderdag zou besteed worden aan het bij elkaar zoeken van het equipment. Wat mij betreft kwam er niet zoveel van terecht. De counterparts hadden hier en daar nogal wat moeilijkheden en moest ik er telkens aan te pas komen om uitleg te geven. Er was bovendien niet zo veel om bij elkaar te zoeken, Wat eten en wat tenten. Rudy zorgde voor al dat kleine spul terwijl Boudewijn ook af en aan liep. Om ½ 4 precies vertrokken we. In zo’n pick-up. My viel het de beurt om het eerste uur achter tussen de bierkratten en de bagage te zitten, ontzettend stoffig. Het deed me aan de kolenmijnen in Duitsland denken. Ik had ook net zo’n sterke behoefte aan bier om alles weer te smeren. Onderweg kochten we nog bananen in een van de kleine dorpjes.

Het was een binnenweg die een heel stuk van de normale weg afsneed. Volgens mij was de conditie van de weg zelfs beter alleen de bewijzering was een stuk slechter. Gelukkig kende de chauffeur de weg zodat we om 7 uur Shinyanga over een stukje asfalt weg binnen reden. We sliepen bij Peer. Een van de DHV mensen in Shinyanga. De muren van zijn kamer waren versierd met een tiental leuke kleine aardewerken beeldjes. Ze kosten 5 Shl (1,7 gulden). Ik heb er tegelijk maar 20 bij hem besteld. Hij koopt ze van een jongen die eens in de zoveel tijd langs de deur komt. Een leuk cadeau lijkt me om naar huis te sturen. Bij Peer lag ook een briefje voor me van thuis. Ze hadden het huis verkocht! Ik had er wel moeite mee. Nooit meer heerlijk door de tuin lopen. Nooit meer vol trots vrienden uitnodigen om het huis te laten zien. Maar goed het leven gaat verder. Langzamerhand heeft het idee bij me postgevat om, als ik terug ben, een autootje te kopen. Dan ben ik een stuk mobieler. Ik moet dan nog wel mezelf overwinnen want in feite heb ik hem niet nodig.

’s Ochtend’ s rond 8 uur vertrokken we. In een andere auto. ’s Nachts hebben we alle bagage omgewisseld. Het was een rit van 10 uur. Het begin ging goed. Duidelijke wegen en via de kaart en vragen was wel te bepalen waar we heen moesten, Na een lekke band ging het moeilijker. We reden een paar keer verkeerd en regelmatig moest het kompas uitkomst bieden. Urenlang reden we door velden, langs kleine dorpjes, droge rivieren, alles over een klein smal weggetje. Niet meer dan een karrespoor. Halverwege kwamen we bij een klein stuwmeer. Daar in de buurt, min of meer bij mensen in de tuin, probeerden we te lunchen. Het lukte maar matig. Het water wilde maar niet warm worden en wat mezelf betreft heerste er een geprikkelde stemming. Op een of ander manier weet Paul Bock me altijd te irriteren. Toch valt hij op velerlei gebied hard mee. Je kunt goed met hem praten en grappig is hij ook wel, maar toch… te vaak behandelt hij me nog als een van zijn eigen kinderen, ook al zijn die jonger.

Het tweede stuk ging door een groot bos. Overal lagen omgevallen bomen en stonden grote granietblokken. Het bos was niet dicht. Ik vind het moeilijk te beschrijven. Hier schiet mijn opmerkingsvermogen en schrijftalent te kort. De weg werd nog slechter. Bij veel rivier crossings was de weg onberijdbaar en moesten we de rivier langs hobbelen om een oversteek plaats te vinden. De chauffeur leverde prachtprestaties en verdiende een paar biertjes. Het laatste stuk ging eerst door uitgestrekte vlaktes met kuddes schapen, geiten van de Maassai. We kwamen ook langs hun huizen. Ronde langwerpige hutten zonder ramen. Ze zijn waterdicht gemaakt met stront. Langs de weg kwamen we er heel wat lopend tegen. Ze zijn te herkennen aan hun kastanje roodachtige doeken die ze om zich heen hebben, de uitgerekte oorlellen met grote oorringen eraan. De vrouwen hebben een groot kralen hals plateau om. Sommige zijn kaal geschoren. Anderen hebben met stront gekleurd rood kroeshaar. De chauffeur probeerde telkens met hen te praten maar ze verstaan geen Swahili. Vlak voor donker kwamen we hier de krater op getuft. Het was niet als zodanig te herkennen. Overal lagen hoge heuvels. Welke de krater was is op korte afstand niet te zien. Dit is eigenlijk alleen goed te zien als je er binnen bent. Dan zie je overal een horizon van bergen. De lodge is een lodge en heeft dus losse slaapverblijven. We hebben 2 tweepersoonskamers genomen (398 Shl =Fl. 137 full board). Ik slaap bij Bock. ’s Avonds na het eten eerst in gesprek geraakt met drie Nederlandse dames op reis. Een ervan was een zuster uit Tabora. De anderen waren duidelijk familie die op bezoek waren. Ze vertelden ons o.a. dat de grote boten op het Victoria meer (een van 700 personen) al 2 jaar niet meer varen. Kenia houdt ze vast. De ruzie is al zo lang aan de gang. Zo staan er hier ook 4 kleine vliegtuigjes bij de lodge. Ze zijn van Kenia. Ook hebben we het hele wagenpark van de Keniaanse toeristenindustrie hier staan. Nyerere wil alles teruggeven als tenminste Kenia de boten ets eerst teruggeeft. Waarschijnlijk zeggen ze daar hetzelfde. Door de grenssluiting zaten er ook slechts 3 stel gasten in de lodge. Tanzania schijn nu 300 landrovers besteld te hebben om de toeristenindustrie weer op gang te krijgen. Later kwam er een groep van ongeveer 15 Engelsen binnen. Een ervan was een Nederlander en die zei dat ze een reisgroep waren die vanuit Engeland met een vrachtwagen tot hier al waren gereden en via Nairobi door gingen naar Johannesburg. De grens blijkt dus open te zijn voor buitenlandse nummer auto’s. De tocht tot Nairobi zou 10 weken duren (het werden er 14) en die naar Johannesburg nog 4. Ze hebben erg veel peg gehad met de wagen. Die ziet er ook aftands uit. De reis koste 600 pond met nog een 100 pond voor eten. Lijkt me wel wat alleen wel wat vermoeiend. Je krijgt nauwelijks de kans om ergens van te genieten. Misschien valt het toch nog wel mee. Er schijnen veel organisaties te zijn die dit organiseren. Deze was de goedkoopste en de slechtste naar verluid. 

’s Ochtend ’s bij het ontbijt werden we benaderd door een jongen (Zwitser) en een meisje (Duits). Ze sliepen hier in het dorp (20 Shl=Fl. 6,86 !). Ze wilden graag met ons mee de krater in. Met z’n 6 sen is een auto goedkoper dan met 2. Later kwam een Amerikaanse journalist er ook nog bij. Hij zoek hier een baan in het onderwijs. De auto koste 630 Shl (Fl 31,5), 30 Shl korting omdat ik Tanzaniaans resident ben. Weer meegenomen. We namen een tocht van 8 uur (werden er 7) In het begin waren er weinig dieren maar na verloop van tijd zagen we er steeds meer. Het meest waren de Gnoe’s (widebeesten) en de impala’s of iets dergelijks. Alle antiloop achtige kan ik niet uit elkaar houden. Op een plaats zagen we nijlpaarden, 2 x rinocerossen. Na wat aandringen en insinuerende opmerkingen over fooi reed de chauffeur ernaartoe. Ze beweren dat ze niet van de weg af mogen. Ik geloof dat het een show is om fooi te krijgen. ’s Middags kwamen we ook leeuwen tegen. 2 mannetjes konden we heel dicht benaderen. Ze stonden extra voor ons op. Leeuwen zijn eigenlijk niet zo interessant. Ze doen niets. Alleen maar liggen. In de verte konden we een groep zien die een of ander beest aan het verslinden waren. Vlak voor onze terugkomst zagen we er nog een met jongen. Olifanten waren hier en daar ook te zien. Reuze beesten. Ze lopen de hele dag te grazen. Een paar hyena’s en jackhalzen zagen we ook. De mooiste momenten waren als je ergens lang stil stond. Dan kon je goed van de rust genieten. In de auto zag je weinig als je niet door het open dak stond te kijken. Maar dan nog was het lawaai. Rus verstorend. De picknick was ook niet zo rustig vanwege alle apen die hun best deden wat weg te pakken.