De afgelopen dagen is er niet veel tijd geweest om te schrijven. Zelfs nu hier aan het zwembad op het terras wordt mijn aandacht telkens afgeleid door een van de Australiërs die we ontmoet hebben op weg naar de top van de Kilimanjaro. Ik geloof dat ik eerst even de draad moet oppakken waar ik gebleven ben.

Volgens het boekje dat Jan kocht over het park was Arusha NP het de enige park waar je rond kan lopen. Nou wij lekker wandelen. Naar de waterval, naar de Momela lodge, vandaar door de heuvels op zoek naar de meren. De struiken waren erg hoog. Ineens stond er zo’n grote waterbuffel op ons pad. Ik schrok wel maar per slot stond er dat je hier kom lopen. Na wat verder tussen alle olifant keutels etc. doorgelopen te hebben werd Jan, en mij toch ook wel, het gevoel van onbehagen te groot, zodat we teruggingen. Toen we bij de ingang van het park waren, kwam de wachter, een hele vriendelijke man, naar ons toe en zei dat het gevaarlijk was om door het park te lopen. Sommige buffels zijn agressief en de rinocerossen stormen tegelijk op je af. We moesten nog een heel stuk lopen voordat we bij onze tent waren. Jan keek heel de weg behoedzaam om zich heen en sprong opzij voor elk geritsel. Ik probeerde te doen of er niets aan de hand was en stug door te lopen al was de angst in me ook reëel aanwezig. ’s Ochtend liepen we zonder problemen, langs een grote kudde buffels die je niet begrijpend aan staren. Maar nu leken al die koppen agressief. Elk wild zwijn dat voor je voeten uit de bosjes kwam rennen bezorgde je een hartaanval. Het was een opluchting toen we eindelijk bij de tent aankwamen. Daarna gingen we met de auto verder de heuvel op: Mount Meru. Een hele tocht tot boven de 3000 m. In de verte konden we de uitdagende Kilimanjaro zien. De berg die nu overwonnen is.

Woensdag bracht Sanga ons naar de ingang van het park. Halverwege de berg namen we nog 2 Australiërs mee die ook de berg op gingen en schijnbaar op ons stonden te wachten. Bij de ingang werd alles snel geregeld. Jan huurde de nodige spullen en we begonnen tegelijk aan de 3-4 uur wandeling naar de eerste hut. De tocht ging vrij snel. Jan liep ruim voorop maar op de een of ander manier haalde ik hem snel in zonder het te weten en was een uur eerder bij de hut. In de hut vormde zich zo’n beetje 2 groepen. Een grote groep Zweden die, vergeleken met ons, een erg luxe reis hadden. Ze hadden gebraden kip te eten en allerlei ander hapjes. Ja, dat kun je doen als je dragers hebt. Wij dragen onze eigen bagage en hadden alleen een gids voor 220 shilling. De ander groep bestond uit 2 Australische studenten medicijnen die als vrijwilligers in een ziekenhuis bij Dodoma voor 2-3 manden werkten. Twee meisjes die elkaar zo’n 7 weken ervoor op Kreta hadden ontmoet besloten zich bij de groep aan. Renée, een Amerikaanse, en Jane ook een Australische. Ze moesten zich wel aansluiten want ze hadden zich nergens op voorbereid. Aanvankelijk wilde ze alleen maar naar de tweede hut wandelen, maar het idee om de top te halen, sprak ze wel aan en misschien de groep ook wel. Ze moesten overal van alles lenen, kleren, dragers, etc. Ik werd er kriegel van zoals iedereen alles voor hen deed. Africa on one dollar a day was written by a woman. Op die manier maakte ik mijn mening duidelijk. Ook zei ik dat eern van hen de top niet zou halen en ik de warme kleren zou overnemen. Wat slapen betreft was de accommodatie in de hutten goed. Blijkbaar had een Noor, die we een keer de berg op en af zagen stormen, net in de loop van de laatste 2 jaar overal nieuwe hutten gebouwd. Wat warmte betreft was het er erg slecht. In de laatste 2 hutten was er geen hout in de buurt, dus dat moest je zelf mee nemen. In de eerste hut wilde het niet al te best branden. Op een of ander manier was het in de Kibo hut op 4750 m, het warmst. Het kacheltje deed het daar redelijk. Er was ’s avonds uiteraard weinig te doen. Ik had er spijt van dat ik mijn schrijf spullen niet mee had genomen. Je zat wat bij elkaar en grapte wat. Echt klikken deed het niet. Toch leek me zo’n blanke dame niet te versmaden maar zulke oudere (30/35) dames die in hun eentje aan het trekken zijn erg zelfstandig.

De klim over het algemeen tot de derde hut viel wel mee. Alleen met de tocht naar de eerste hut had ik wat moeite. Moest er nog in komen. De andere tochten was aan een stuk doorlopen, zo’n 4 uur lang, en elke keer 1000 m klimmen. ’s Nachts om 1 uur vertrokken we van de Kibo hut voor de klim naar de top. De Kibo hut staat bekend om zijn bergziekte: overgeven, hoofdpijn, niet kunnen slapen etc. Gelukkig had ik nergens last van. Iedereen op Renée na ging omhoog. Gelukkig kon ik dus haar jas, en van de gids een gevoerde broek lenen. De tocht omhoog was moordend. Met August, onze gids, vertrokken we als eerste. Het had behoorlijk gesneeuwd en ik begrijp niet hoe de gids met dat kleine zaklantarentje de weg omhoog kon vinden. De helling was vulkanisch as. Net sneeuw en erg zacht. Regelmatig schoof je een halve voet omlaag bij elke stap. In het begin moesten we vaak op Jan wachten. Hij hield het niet vol en raakte erg achterop. Wilde een paar keer ophouden. Het was een te grote overgang voor hem van de luie slaapstand ineens naar de inspannende klim. Na 1 a 2 uur ging het goed met hem maar erg slecht met mij. Om de 1 a 2 slingers in het pad, moest ik rusten en als ik dan zo zat leek alles veel mooier en had ik totaal geen zin om op te staan. Je kon boven je de sterren zien en aan de voet van de berg de lichten van Mochi tussen de wolken door en recht onder je de lichten van de andere groepen die omhoog probeerden te kruipen. We rusten ontzettend vaak maar hadden beide het idee dat we er wel een keer zouden komen. De ander groepen schenen niet dichterbij te komen dus zo langzaam waren we ook niet. Vlak voor de top moest Jan overgeven. Hij had het verschrikkelijk koud. Amper op de top aangekomen of hij ging al terug. De jenever die we op de top dronken en die mij weer nieuwe moed gaf hoefde hij niet en stormde direct omlaag. De zonsopgang was mooi, helaas waren er te veel wolken om hem over de met sneeuw bedekte Mawinzi piek heen omhoog te zien gaan. De wolken werden van onder rood gekleurden van boven waren ze nog donker. Ineens was de zon daar. We hadden het te druk met klimmen om het helemaal te volgen. Van Gillman’s point ging ik alleen met August naar de 2000 m hoger gelegen Uhuru peak, de hoogste punt van Afrika +/- 5900 m. Ik had de overtuiging dat ik er vast wel zou komen als ik maar genoeg ruste. Het was een mooie tocht van 2 uur door enkele hoge sneeuw wallen langs de kraterrand. Op sommige plaatsen zag je de prachtigste ijs formaties. Ze waren wat groenig blauw gekleurd. Heeft iets met de zuurstofgehalte te maken vertelde Renée me. Telkens als ik ruste viel ik zowat in slaap in het heerlijke zonnetje. Mijn gezicht is ook behoorlijk verbrand. Enfin, ik heb het gehaald. Op Uhuru mijn naam in het boek geschreven en wat foto’s genomen. Een van dat ik mijn pijp aan het roken ben. Helaas niet echt want op die hoogte kon ik hem niet aan de praat krijgen. De terugweg naar de Kibo hut duurde 3 uur. Op een of ander manier wilde mijn benen niet meer. Ik wilde telkens rusten en had helemaal geen zin om op te staan. Ik voelde me erg gammel en koortsig. De tocht duurde 2 x zo lang als nodig. Gelukkig was August erg geduldig en had begrip voor mijn problemen. Na een eeuwigheid kwam ik terug in Kibo en kroop direct in mijn slaapzak voor 2 uur. Daarna voelde ik me nog lullig en zwak maar dankzij de grote bak thee van August en wat leger crackers ging het weer. Ik had eerst echt het gevoel dat ik weer teveel had gedaan. Achteraf ben ik er toch wel blij om. Per slot heeft een berg maar 1 hoogste punt. De tocht omlaag ging weer als vanouds in record tempo. In de Horombo hut vierden we de overwinning met wat verschrikkelijk dure biertjes (15 sch). Zelfs, of misschien juist, Jane, onze 30-jarige moeder, had het gehaald op haar bordeel slippers en zonder een dikke skibroek aan. Toch wel een prestatie.  

De anderen waren veel eerder bij de poort. Zij waren om 6 uur al met olifant geluiden opgestaan. Hadden zelfs onze gids op ons af gestuurd om ons mee te krijgen We stonden rond ½ 8 op. DWZ gemiddeld. Ik om 7 en Jan om 8 uur zoals gewoonlijk. Na 2 snelle afdalingen zagen we nog net dat de meisjes weer wat geregeld hadden. Een lift naar de bushalte, ongeveer 4 km heuvelafwaarts. Die tocht moesten wij lopen met al onze bagage afleggen. Jan droeg zij koffer op zijn nek. Een zware taak lijkt me. Gelukkig kregen we een lift na 2 km van een voorbijkomende auto en stond de bus op het punt van weg gaan. 

We logeren in de YMCA. Een of ander christelijke jeugdherberg. Kost 42 sch pp met ontbijt. Gisteren ontmoeten we alle andere klimmers hier en zijn na wat drankjes de stad in gegaan om te eten. Het werd gezellig alleen had ik het gevoel dat we de meisjes en ook de Australiërs wat op kosten jaagden. Vanochtend voordat ze vertrokken moesten ze ook allerlei moeite doen om geld zwart te wisselen. 

Nu even zwemmen.